Terneuzen – Kalmthout

Tijd om een stapje verder te zetten langs de route naar de zon. Het is eind november, nog steeds herfst maar eigenlijk toch reeds winter. Het is koud, er staat veel wind, het zijn de donkere dagen, en bovenal, de zon staat quasi gans de dag laag, wat het landschap op doet vlammen en rijk in contrasten maakt.

s' Gravenpolder bij valavond.

s’ Gravenpolder bij valavond.

Dag 1 – 26,10 km Vanuit Gent neem ik de bus richting Terneuzen. Ik passeer de halte waar ik afgelopen zomer de bus in tegenovergestelde richting nam, maar stap hier niet uit. Het Grenslandpad stopt hier om opnieuw verder te lopen aan de overkant van de Westerschelde. Het is kort na de middag wanneer aan het tolplein van de Westerschelde-tunnel de deuren van de bus open gaan. Ik stap uit en mag me direct hullen in een waterdichte laag: het hagelt. De hagel gaat over in regen en een kwartier later knalt de laagstaande zon over de velden en dijken, schaduwen voor zich uit duwend. De molshopen gapen als zwarte open wondes in de weides. De populieren trekken hun lengte in een veelvoud over het horizontale vlak, ontevreden over de structuur die de dijken reeds in het vlakke land aangebracht hebben.

2017-11-25 15.30.43-01.jpeg

Vandaag loopt het merendeel van de route over de dijken. Van op dijkhoogte kijk ik neer op kuddes schapen, op de blinkende, omgeploegde ingewanden van de akkers, mooi gepresenteerd in evenwijdige rijen, en op de fruitgaarden, eveneens in rijen. Tussen dit alles liggen her en der witte boerderijen verspreid, niet op dijkhoogte. Dit lijkt wel een berekend landschap, een wiskundige formule, een algoritme om te verhinderen dat deel drie van ‘Oosterschelde, windkracht 10’ ooit moet worden geschreven, het koppig tegenwerken van de wet der communicerende vaten. De vele welen zijn een herinnering aan ‘de tijd der natte voeten’, een tijd die verteld over verdronken vee en ondergelopen woningen, een tijd van zilte tranen en wilde paniek. Dit is Zuid-Beveland. De Schelde laat zich niet zomaar beknotten. Haar wind giert een verhaal over genomen levens en levens die nog genomen zullen worden. Haar branding ruist over ‘rust’ en ‘ik heb de tijd aan mijn zijde’. Aan haar oever laat ik me overspoelen door haar rust en val in slaap, op de grens tussen Smokkelhoek en haar Westerschelde.

2017-11-26 14.05.18-01.jpeg

Westerschelde, met Doel en de haven van Antwerpen in de verte.

Dag 2 – 40,10 km Ik word wakker door het wapperen van de wind in mijn tarp en het geluid van scholeksters en wulpen die aan het foerageren zijn langs de vloedlijn. De westenwind blaast sluiers buien ver weg over het water. Het waterpeil van de rivier staat vele meters hoger dan het binnendijkse land. Hansweert, ooit ‘Klein Antwerpen’ of ‘Petit Paris’ genaamd vanwege de vele kroegen en de grote levendigheid, ligt er nu verschrompeld en ingeslapen bij. De restanten van de oude gedempte sluizen van het verbindingskanaal tussen Wester- en Oosterschelde zijn stille getuigen van een tijd waarin sluizen nog voor ontmoeting zorgden. Schepen meerden aan, het dorp barstte van de bedrijvigheid, parlevinkers dreven handel van op hun bootjes. De komst van het Schelde-Rijnkanaal bij Bath in de jaren zeventig en de bouw van een geautomatiseerde sluis in de jaren tachtig zorgden ervoor dat schippers niet meer aan land hoefden te komen. Dit luidde de teloorgang van Hansweert in.

2017-11-26 14.06.48-01.jpeg

Gerimpelde slikken langs de Westerschelde.

Aan de andere zijde van het kanaal ligt Kruiningen, bijzonder zwaar getroffen gedurende de watersnoodramp van 1953. Het veerpont eindigde 1,5 km landinwaarts en 62 bewoners overleefden de overstromingen niet. “Hoort gij de zee achter mijn hart? Dan zal ik heen zijn, en gij zult met de zee alleen zijn. De golven breken in uw hart.” (Henriëtte Roland Holst). Via de geulen van het natuurreservaat De Inkel, ontstaan door de dijkbreuken in 1953, kom ik terug aan de oever van de Westerschelde. Even voorbij Waarde verbergen de schorren een volgende geschiedenis van geven en nemen: het verdronken dorp van Valkenisse. Valkenisse, een dorp gesticht door een adellijke Vlaamse familie in 1233, verdween, meermaals geplaagd door stormvloeden, volledig in de golven bij de stormvloed van 1682 om er nooit meer op uit te rijzen. In de jaren negentig van de vorige eeuw kwam de volledige plattegrond van het verdronken dorp weer tevoorschijn als gevolg van veranderende stromingen in de Westerschelde. Na grondig archeologisch onderzoek werd beslist om het verdronken dorp terug te begraven, nu een natuurreservaat waar de kieviten deze trieste geschiedenis blijven bewenen en waar de bruine kiekendief het verdronken dorp bewaakt.

2017-11-26 14.24.27-01.jpeg

Hier ligt het verdronken dorp van Valkenisse.

Genoeg Westerschelde. Ik bevind me op de smalste engte van Zuid-Beveland, een goede plaats om de doorsteek naar de Oosterschelde te maken. De naam Zuid-Beveland is afkomstig van de monniken van Sint-Bavo uit Gent die hier in de Middeleeuwen naarstig aan het werk zijn geweest met het winnen van land op de zee. Een meer poëtische uitleg kan zijn dat de bewoners doorheen de eeuwen meer dan hun part gehad hebben met het beven voor de verwoestende kracht van de zee. Langs de dijk ter hoogte van Krabbendijke heerst een zondagse drukte met mensen die een frisse neus komen ophalen en genieten van de felle laagstaande zonnestralen. Enkele honderden meters verder oostwaarts loop ik alleen langs de slikken en schorren van de Oosterschelde. De dijk wordt begraasd door schapen, die eerst paniekerig weglopen om mij naderhand schoorvoetend te komen aangapen, mooi op een rijtje. Bij de Sint-Felixvloed van 1530 verdwenen hier 18 dorpen en een stad onder de golven, om daar te blijven. Dit gebied heet het Verdronken Land van Zuid-Beveland. Dorpen met de mooie namen als Lodijke, Hinkelenoord, Duvenee, Kouwerve en Ouderdinge liggen begraven onder de slikken en schorren waar vogels met de mooie namen als Wulp, Kluut en Smient nu huizen. De Rattekaai was een oude haven vanwaar de Zeeuwse suikerbieten via schepen werden getransporteerd naar verwerkingsfabrieken in Noord-Brabant. De havengeul is nu verzand en de houten palen van de vervallen kade steken als vingers uit het slib omhoog om ons erop te wijzen dat ook hier ooit een drukte heerste. Net voor ik het Schelde-Rijnkanaal oversteek neem ik afscheid van de zee, een zee welke ik in de toekomst 2000 km verder zuidwaarts terug zal vinden in een andere gedaante, niet grijs en koud, maar azuurblauw en lauw, de Middellandse Zee. Het wordt nu snel donker. Kort nadat ik in een polder drie reeën zie grazen is het tijd voor de hoofdlamp. Door de kletsnatte polders, het is hier onmogelijk om een droge bivakplaats te vinden, wandel ik door tot aan de Barbantse Wal, ook wel de Zoom genoemd, waar ik de droge zandgrond bereik.

2017-11-26 17.47.18-01.jpeg

Het Verdronken Land van Zuid-Beveland.

Dag 3 – 29,70 km Na twee dagen wandelen op de grens tussen land en zee zou een waterloze dag vreemd aandoen. Het wordt een verzopen dag doorheen de regen en wind. Ten zuiden van Bergen op Zoom trek ik het binnenland in doorheen bossen van beuk, berk, eik en grove den.

20171127_103403-01.jpeg

Een monumentale beukendreef aan het landgoed Groot Molenbeek.

“These are my leafy days, slowly being eaten away. Just another play for today. Oh but I’m proud of you, nothing left to make me feel small, luck has left me standing so tall: Gold!” De regen bedekt de bomen en bladeren met een laag glanzende vernis. Het is zo’n karakteristieke duistere, natte herfstdag en toch stralen de beukendreven van het landgoed Groot Molenbeek. De dreef ligt hier in haar volle glorie, de groene bladeren van weleer zijn omgetoverd in bladgoud. Te zwaar voor de bladvoet, naar beneden getuimeld om een blinkende, ruisende loper te vormen voor al wie het wil zien.

20171127_154135-01.jpeg

Kalmthoutse Heide.

Voorbij de Lievensberg ben ik er dan. Daar staat de wandelboom, op het punt waar het LAW Grenslandpad en de GR5 elkaar kruisen: Nice 2172 km. Met veel plezier begin ik er dan aan, vanaf nu voelt het echt. Doorheen de bossen van de Wouwse Plantage gaat het richting Belgische grens. Ter hoogte van het gehucht Vleet verlaat ik de beschutting van het bos en voel de westenwind aan me duwen en trekken. Via verzopen wegels steek ik de grens over en voorbij Huijbergen betreed ik de Kalmthoutse Heide. Het hele gebied heb ik voor mij alleen. Wie haalt het in z’n hoofd om in dit weer op zwier te gaan? Maar hoe mooi ligt het erbij. De grassen hebben hun  ‘zo rost als maar kan’-jasje boven gehaald. Ze stralen. Ondanks het hondenweer geef ik mijn ogen de kost, voor kilometers en kilometers. De N111 trekt een abrupt einde aan het natuurreservaat, nu is het uitbollen doorheen een villawijk tot aan het station Kijkuit. De trein zit tjokvol luidruchtige middelbare school studenten. Ik ben terug in de beschaving beland.

Totaal gewandeld: 95,90 km

GR5 : Gent – Terneuzen

wp-image-278342446

Wat heeft de GR5 met Gent – Terneuzen te maken? Op zich niets. Het lijkt me alleen een aantrekkelijker idee om van thuis uit naar de Côte d’Azur te wandelen in plaats van te starten vanuit Hoek van Holland. Maar Zeeland wil ik niet zomaar overslaan, de GR5 is in de eerste plaats een ‘coast to coast’-route. En zo komt het dat ik ergens in augustus start aan ‘mijn’ GR5 met een driedaagse van Gent naar Terneuzen.

‘Den 36’ zet mij af in Destelbergen, aan de rand van Gent. Ik verdwijn achter de kerk in het spoor van de Vlaanderenroute en bevind me al snel aan de oevers van het Damvalleimeer, een oude zandwinningsput om het vlakbij gelegen klaverblad E17/R4 te bouwen. Deze verkeerswisselaar ligt pal in de Damvallei, een oude Scheldemeander met een aaneenschakeling van turfputten. Eens bij de Paardenmelkerij Kattenheye, een boerderij met een mooie geklasseerde toegangspoort, is het geraas van de autostrade eindelijk verdwenen. Via wegels gaat het door het kleinschalige landschap naar het Slot van Laarne, een 12de eeuwse waterburcht dat zijn portie verval en heropbouw heeft gekend maar er ondertussen stralend uitziet. Vanaan dit slot tot de kerk van Laarne loopt een heringerichtte dreef die er binnen 50 jaar prachtig zal uitzien wanneer de aangeplante eiken matuur geworden zullen zijn. Het doet me plezier dat de gemeente gekozen heeft voor inheemse bomen. In het dorp schakel ik over van de Vlaanderenroute op de Scheldelandroute. Het voelt goed en toch ook wat vreemd om de komende dagen door dit deel van Vlaanderen te wandelen. Ik ben namelijk een kind van het scheldeland, opgegroeid in Berlare, een paar bochten verder langs de Zeeschelde. Dit landschap is misschien niet speciaal, maar het is dierbaar voor mij. Ik hou van de kleinschaligheid. Een mozaïek van kleine weides en akkers, bossages en populieren aanplanten. Eens buiten Laarne en over de N445 beland ik in een overvloed van braambezen. Met een voldaan gevoel en zwarte handen passeer ik de gehuchten Holeinde en Heethoek vooraleer ik de E17 oversteek. De blauwe lucht is zwanger van stratocumulus-wolken die hun eigen autostrade volgen.

Een beetje verder, in een bocht, aan een hoeve staat een kapelletje met een linde erbij, je kent ze wel, deze die over Vlaanderen uitgestrooid liggen. Ze maken deel uit van de Maria-cultus. Deze heet de Kapel van O.L.V. van Altijddurende Bijstand. Inderdaad altijddurend, want nog steeds in gebruik. Verse bloemen, kaarsjes, postuurkes en geweid water in van die plastieken Maria-flesjes plus twee kerkstoelen. De oude en versleten boer en boerin komen hier waarschijnlijk bidden voor ‘hunnen ouden dag’ en hun kleinkinderen. Ik sla een al even oude bolle en kaarsrechte kaseiwegel in, omzoomd met populieren. Nen ouden boer met een blauwe overall en rood sjaaltje dokkert voorbij, misschien is het die wel van dat kapelletje. Op een patattenveld staat een klein tractortje, ernaast zit iemand op z’n knieën met zijn handen te schoffelen in de grond. Ik merk bij mezelf op dat ik niet alleen een kind van deze streek ben, maar ook een kind van de tijd van toen. Ik hou van deze taferelen. Klopt het dat niemand ooit het juk van zijn kindertijd kan afgooien? Of ben alleen ik dat?

Ondertussen ben ik in het Waasland aanbeland. ‘Waas’ komt ofwel van het Germaanse ‘wasu’ (drassige grond), ofwel van het Middelnederlandse ‘wastine’ (woestenij). Ik kies voor het laatste. Voorbij Doorslaar passeer ik de drooggevallen Westlede, vol met een mooi palet van planten, waaronder de Grote Egelskop. Quasi alle grachten en beken staan droog. ‘Den Etbos’, daar had ik voor vandaag mijn zinnen op gezet. Daar wil ik overnachten. Het is een groot privébos op de grens van Eksaarde en Moerbeke. Bij het binnenwandelen schiet een ree de wegel over. Een klein weilandje omgeven door bos lijkt me ideaal. Terwijl ik eet zie ik een aantal reeën om de hoek in het weiland grazen, een eekhoorn is bezig met zijn hoogteparcours, glazenmakers vliegen schichtig voorbij en een buizerd miauwt boven me. Ik had het slechter kunnen treffen.

Zuidlede.

Bij het verlaten van de Etbos rent er opnieuw een ree voorbij. Een mooie start van een nieuwe dag. De Zuidlede is een favoriet plekje van me. Ik heb nog een tijdje in Wachtebeke gewoond en kwam hier graag. Een aantal weken terug ben ik hier nog met een vriendin een deel van de Zuidlede komen afzwemmen. Een bolle kasseiwegel loopt richting Moervaart. Op een akker staat een ree met haar jong te grazen. Een statige lindendreef verbindt het kasteel Wulfsdonk met de Moervaart. Via het Heidebos steek ik de dekzandrug Lembeke-Stekene over. Deze zandrug werd gevormd uit stuifzand gedurende de laatste ijstijd. Stel je voor: de ijskap kwam niet tot hier, een zeer droog klimaat, geen Noordzee en hier een poolwoestijn. Het losliggende zand uit de, toen droge, Noordzee stoof op en heeft zich oa hier neergezet. Dit gedurende 100.000 jaar. En hier wandel ik nu, over deze dekzandrug waar het Heidebos zich bevindt, een lappendeken van grove den, eiken-berkenbos en stukken heide. De GR Scheldeland zou hier beter een andere route krijgen, door het gedeelte met de heide. Nu gaat die vnl door bos van grove den. Door de onvruchtbare zandbodem groeien de eiken zeer traag waardoor ze een lage, uitgebreide kruin hebben. Eens uit het bos wandel ik parallel aan de N49, het geraas van auto’s krijgt het gezelschap van het gekletter van de regen op mijn paraplu. Een wolkbreuk. Na tien minuten gaat het over in miezer, dat nog een aantal kilometer zal aanhouden. Aan de Grote Kreek, Rode Sluis staan oude knotwilgen, altijd mooi om zien. Hier schakel ik over op het LAW Grenslandpad dat tot aan het Leopoldkanaal samen loopt met de GR5A. Hier kom ik een eerste keer Nederland binnen. Tot Overslag wandel ik over en langs een dijk. Overslag is een gehucht op de grens, half Vlaams, half Nederlands. Hier ben ik terug op bekend terrein. Via de Langelede, mijn vroegere woonplaats, duik ik opnieuw Nederland in.

Langs de Canisvlietsche Kreek kom ik aan het kanaal Gent-Terneuzen. Het is reeds avond, het kanaal ligt er rustig bij en het is aangenaam wandelen op de dijk. Sas van Gent is een mooi dorpje met jachthaventje en brugjes. Het dorp heeft zijn bestaan te danken aan Keizer Karel V, die Gent in 1549 de opdracht gaf hier een sas te bouwen om een handelsroute via het water naar de Schelde te vergemakkelijken. In de 13de eeuw had Gent via de Lieve een route naar zee, welke weg viel na het verzanden van het zwin in de 15de eeuw. Om het sas te beschermen na een aanval van de watergeuzen werd rond Sas van Gent een vesting opgetrokken waar vandaag nog stukken van te zien zijn. Doorheen de tijd is het dorp door zijn strategische positie vaak aangevallen geweest, maar nu ziet het er allemaal vrij rustig uit.

Grote Geul, Assenede.

Het Meetjesland is heel wat anders dan het kleinschalige Scheldeland. Voor België grootschalige landbouw met dijken, verre zichten over een biljartvlak land dat platgedrukt wordt door stapels cumuluswolken. Aan de Grote Geul nestel ik me op een klein steigertje, net groot genoeg voor mijn matje. De Grote Geul is een overblijfsel van kreken die ontstonden bij dijkbreuken in de 15de eeuw. Op het einde van de 16de eeuw werden de dijken definitief hersteld. Enkel de diepst uitgesleten kreken blijven vandaag de dag over. Het is mooi om hier de dag af te sluiten, om de dag te zien overgaan van avond naar nacht. Vleermuizen geven aan dat het tijd wordt om te gaan slapen.

Isabellawatering, Boekhoute.

Dag drie loopt over het vlakke land, met vele ontwateringskanalen, van het Meetjesland en Zeeuws-Vlaanderen. Boekhoute is een vissersdorp zonder haven. Dit dorp stond vroeger aan de oevers van de Braakman, een zijarm van de Westerschelde. Verzanding, als gevolg van inpoldering, en het uiteenvallen van de Nederlanden luidde het verval van de vissershaven in. Na het aanleggen van de Dijckmeesterpolder kort na WO1 werd het Isabellakanaal gegraven, dat moest zorgen voor de ontwatering van de polders aan Belgische kant én een vaargeul voor de vissers. In 1952 werd de Braakman afgesloten van de Westerschelde en was het gedaan met de vissershaven van Boekhoute. Maar niet met de vissers. Tot op vandaag varen er nog steeds vissersboten uit onder Boekhoutse vlag, maar ze zijn tegenwoordig wel gestationeerd in de havens van Terneuzen en Breskens. Het grenslandpad volgt eigenlijk het verhaal van Boekhoute, want het volgt het Isabellakanaal van aan Isabellahaven, langs de Braakman tot aan de Westerschelde. Eens in Nederland is het mooi wandelen. Langs het kanaal, doorheen extensieve graaslanden en bosjes. Eens in de buurt van de Braakman voel je aan de lucht dat de zee van de Westerschelde niet veraf meer is.

Houtknotszwam, Braakman-Noord.

Enkel een wandeling door het natuurreservaat Braakman Noord en daarna de haven scheidt me er van. Eens aan de haven is het wandelen langs aangename fietspaden tot aan het busstation aan de Westerschelde-tunnel in Terneuzen. Voldaan plof ik me in de bus terug naar Gent.

Fotoalbum

Totale Afstand: 97 km

Aantal dagen: 3

Copyhike by Roos Muylaert, 2017 – feel free to use this info to organise your own hike.